Altijd achterstevoren…
Wildwaterboten zijn vreselijke dingen om te besturen. Ze zijn vreselijk eigenwijs. Waar jij ook heen wilt: De kajak wil beslist de andere kant op. Als je ook maar een seconde je peddel laat rusten ligt je boot alweer achterstevoren. Denk je op een gegeven moment “Okee, jij je zin” en vaar je een stuk achteruit, dan blijkt het rotding weer vooruit te willen. Laat mij je eens uitleggen hoe dat komt. Het is eigenlijk heel eenvoudig: Een kajak op water gedraagt zich als een auto op ijs. Een fatsoenlijke bocht maken zit er gewoon niet in: Iedere bocht wordt meteen een gierende slip. Bij een auto ben je dat niet gewend (mag ik hopen) maar bij een kajak is het heel gewoon! Op het plaatje zie je een ideale, slip (drift) vrije bocht in rood. De bocht die je feitelijk zal maken is getekend in blauw. Je begrijpt meteen waarom je, als beginner, altijd tegen de kant aan vaart. Vaar je wat langer, dan weet je nu waar de duffek voor dient. Maar dat is een ander hoofdstuk. Eerst de vraag: “Waarom wil die boot altijd draaien?”

Stel: Je vaart rustig vooruit en laat een moment je peddel rusten. Je voer recht vooruit, dus je boot is in lijn met je koers: Je bent de bovenste kajak in het plaatje. Nu komt er een waterhoen voorbij met een hekgolf van 2 millimeter hoog, of een windvlaag omdat je zelf uitademt. Je boot draait een heeeel klein beetje naar rechts. De tweede kajak laat zien dat een heel klein draaitje grote gevolgen heeft voor het water dat eerst zo mooi langs je boeg gleed. Opeens staat de hele brandspuit op de linker voorkant van de kajak! Als een speer draai je verder, je eigen massa werkt mee voor het laatste stukje, tot je helemaal achterstevoren ligt. En dan? Dan ben je weer de eerste kajakker in het plaatje, alleen vaar je nu recht achteruit. Je maakt weer zo’n heel klein draaitje, het water pakt deze keer je achterpunt, en je bent, geheel spontaan, 360 graden om je as gedraaid.

De koers van een kajak is zo stabiel als een potlood op z’n punt: Niet.