Bij kanovaren spreek je van ‘leunen’, bij kajakvaren wordt veelal gesproken van ‘kanten’ wanneer je de dwarsligging van je boot in het water wijzigt door een kant dieper in het water te leggen: het ‘hellen’ (figuur 1).

Figuur 1. Hellen.

Doel van dat ‘hellen’ is om de vaareigenschappen van de kano op een bepaalde manier te veranderen. Daarvan kan gebruik worden gemaakt:

bij het varen van bochten
bij het rechtuit gaan
bij het koers houden bij zijwind
bij het koers houden bij surfen in golven.
ter bevordering van de stabiliteit:
bij het zijwaarts verplaatsen van de kano
bij harde zijwind
bij golven van opzij
bij stroming van opzij
Welk effect je precies bereikt door een kano te hellen, hangt af van het ontwerp van de betreffende kano, de kant waarheen je helt en de mate waarin je die kano helt.

Hellen zonder leunen
Hellen kan ook zonder dat je leunt. Bijvoorbeeld wanneer je met twee knieen in de zijkant van een kano vaart, zoals figuur 2B laat zien. Deze manier van varen wordt met name gebruikt door solovaarders in tandemkano’s.

Figuur 2. Rechtop en geheld varen.

Door helemaal in de zijkant van de kano te varen wordt de waterlijn korter en smaller en kun je dichterbij je lichaam peddelen, wat gemakkelijker peddelt. Voordeel van dichterbij je lichaam peddelen is ook dat de koersafwijking veroorzaakt door de voorwaartse slag kleiner is, zodat je minder zware koers-correctieslagen hoeft te maken. Sommige kano’s hebben daarbij ook nog de neiging om naar die kant te gaan waarheen geheld wordt, zodat je nog minder correctie nodig hebt, zie ook Leunen in bochten.

Leunen of Kanten
Kajakvaarders hebben het meestal over ‘opkanten’ in plaats van leunen (figuur 3). Reden daarvoor is waarschijnlijk dat bij opkanten de nadruk ligt op de beweging omhoog van de knie, waarmee ook de neiging tot het maken van een zogenaamde lichaamsleun wordt tegengegaan?

Figuur 3. Opkanten en Afkanten (leunen).

In een kano kun je alleen maar op een knie of bil leunen om een bepaalde helling van de kano te verkrijgen. Opkanten kan dan ook fysiek als een andere beweging gezien worden dan leunen.
Ander punt is dat links opkanten rechts leunen is, en vice versa, zodat het heel ingewikkeld wordt als je deze termen door elkaar heen gebruikt. Wanneer je de term kanten gebruikt, moet de beschreven situatie dan ook specifiek zijn voor een kajak of een gesloten wildwaterkano (waarin je met je knieen vastzit) om het niet ingewikkelder te maken dan het al is…

Leunen in bochten
Door de asymmetrische verandering van de rompvorm in het water (figuur 4) krijgen veel kano’s in min of meerdere mate de neiging om naar links te gaan als je iets naar rechts leunt (en vice versa). Bij sommige kano-ontwerpen werkt het echter net andersom, afhankelijk ook van de mate waarin geleund wordt. Normaal gesproken is bij lichte helling de koersafwijking tegengesteld, maar bij sterke helling kan daarentegen de neiging ontstaan tot een koersafwijking in de richting van de helling.

Figuur 4. Asymmetrische verandering van de rompvorm in het water leidt tot koersafwijking bij het vooruitvaren.

Het maken van een flauwe bocht kun je dus ondersteunen door de kano iets naar de buitenkant van de bocht te leunen. Het effect werkt echter alleen maar zolang je vooruitgaat: maak je een haakse bocht, dan blijft alleen het effect van de mogelijk betere wendbaarheid van de achtersteven over, zoals in figuur 5 te zien is.

Figuur 5. Gevolg van helling voor de weerstand van de stevens.

Voor het maken van scherpe bochten kun je een kano wendbaarder maken door deze heel sterk te hellen. In figuur 6 is te zien hoe door sterke helling de waterlijnlengte van de kano korter wordt, en de rompvorm van de kano in het water als het ware meer tilling (= buiging van de kiellijn) krijgt. De mate waarin dit gebeurt, hangt echter van de vorm van het betreffende ontwerp af.

Figuur 6. Helling veroorzaakt meer tilling in de rompvorm onder water.

‘Kant’tekeningen
Sommige kano’s hebben de neiging om uit te breken bij het varen van bochten. Deze neiging kun je (zo nodig) onderdrukken door IN de bocht te leunen.
Een bijkomend effect van in de bocht leunen is dat de voorsteven van een van voren koersvaste kano iets minder weerstand biedt aan de beweging in de bocht, zoals figuur 5 liet zien, waardoor je mogelijk iets scherper de bocht doorkunt.
In de bocht leunen is stabieler dan uit de bocht leunen. Sommige kano’s vertonen zelfs een bijzonder instabiel gedrag wanneer je met veel vaart een bocht ingaat en dan sterk de bocht uit leunt. Pas dus op als je zo’n model hebt!

Bij het in- en uitvaren van een keerwater is IN de bocht leunen van belang om omslaan tegen te gaan. Dit is (ook) stroomafwaarts leunen, maar dan gedaan ten opzichte van de keerstroom. Het is daarom goed om ook op vlakwater te oefenen met het in de bocht leunen van een kano, als je het niet al regelmatig gebruikt.

Bij koersvaste kano’s, met name die met een rechte kiellijn, wordt de techniek van het sterke leunen vaak aangeraden om meer wendbaarheid te krijgen. Bij open kano’s is leunen voor wendbaarheid eigenlijk alleen maar van toepassing op vlakwater, omdat dit in golven ongunstig voor de stabiliteit kan zijn en water gemakkelijk(er) in de kano kan komen.
Leunen om gemakkelijker rechtuit te gaan

Wanneer je als solo- of hekvaarder aan de rechterkant van een kano peddelt, zal die kano naar links afwijken en vice versa. Aangezien veel boten de neiging hebben om de tegenovergestelde kant van de gehelde kant op te gaan (zie Leunen en bochten), kun je dit vaargedrag in sommige gevallen tegengaan door een beetje naar de andere kant te leunen — dwz. naar links leunen als je rechts peddelt, en andersom.
N.B. Hoewel een beetje helling de waterlijn van een kano weliswaar iets langer kan maken, wordt in het algemeen de stroomlijn van een kano toch benadeeld. Gebruik daarom zo min mogelijk helling om rechtuit te varen.

Leunen om gemakkelijker rechtuit te gaan bij zijwind
Wanneer je kano oploeft dan wel afvalt, kun je die neiging enigszins tegengaan door de kano respectievelijk een beetje windopwaarts of windafwaarts te leunen. Hou er wel rekening mee dat dit niet je stabiliteit in gevaar moet brengen, bijvoorbeeld door van de wind af te leunen bij heel harde zijwind.

Leunen om beter koers te houden bij het surfen in golven
Bij het surfen in golven, met name in stromend water, is het belangrijk om van de techniek van het leunen gebruik te maken, omdat het effect daar heel groot kan zijn: verkeerd leunen kan tot uitbreken en daardoor mogelijk tot omslaan leiden…

Leunen ter bevordering van de stabiliteit
Bij het zijwaarts verplaatsen is het afhankelijk van de bodemvorm, welke kant op leunen het beste effect geeft aan de beweging. Voor de stabiliteit is echter altijd beter om van de beweging af te leunen, zoals in figuur 7 te zien is. Dus naar rechts leunen als je naar links beweegt en vice versa.

Figuur 7. Helling bij zijwaarts verplaatsen.

Hoewel het hier de kano is die beweegt en niet het water, is de werking hiervan vergelijkbaar met het stroomafwaarts leunen op stromend water (figuur 9A).

Bij harde zijwind
moet je iets naar de wind toe leunen, om het instabiele effect veroorzaakt door de drift (dwz. de zijdelingse beweging door het water, zie figuur 7) van je kano tegen te gaan. Hoewel het daarbij de kano is die beweegt en niet het water, is de werking hiervan vergelijkbaar met het stroomafwaarts leunen op stromend water (figuur 9A).

Bij golven van opzij
moet je iets naar de golf toe leunen (figuur 8) om instabiliteit te voorkomen die veroorzaakt wordt door zowel de golfbeweging als de mogelijke drift (figuur 7) vanwege de golf en de zijwind.

Figuur 8. Helling in golven bij zijwind.

Op stromend water
is het voor de stabiliteit van belang om stroomafwaarts te leunen wanneer je stroming van opzij hebt (figuur 9A). Doe je dat niet (figuur 9B), dan zal de druk van het stromende water tegen de zijkant van je boot je gemakkelijk doen omslaan!

Figuur 9. Leunen op stromend water.

StroomAFwaarts leunen bevordert de stabiliteit;
StroomOPwaarts leunen leidt tot omslaan!

Bootleun & Lichaamsleun
Goede balans en evenwicht zijn van het eerste belang bij het kanovaren. Daarvoor is het nodig dat je rechtop zit. Het is daarom van belang om zo min mogelijk een zogenaamde lichaamsleun te maken bij het hellen van de kano, zie figuur 10. Wanneer je buitenboord gaat hangen, zul je een peddelsteun moeten maken, of gebruik moeten maken van de stabiliteit van je boot of van het tegenwicht van je partner wanneer je tandem vaart. In moeilijke situaties kan dit problemen opleveren, met mogelijk omslaan als gevolg. Rechtop is je balans beter, waardoor je niet zo snel een peddelsteun nodig zult hebben, zodat je ook sneller met andere peddelslagen kunt reageren wanneer dat noodzakelijk is…

Figuur 10. Verschil tussen ‘bootleun’ en ‘lichaamsleun’.

In Engeland gebruikt men de termen ‘edging’ en ‘leaning’ voor respectievelijk kanten en leunen. Waarbij met ‘edging’ een ‘bootleun’ en met ‘leaning’ een ‘lichaamsleun’ bedoeld wordt.
In Amerika worden daarvoor respectievelijk de termen ‘boat lean’ en ‘body lean’ gebruikt, maar ook wel ‘J-lean’ en ‘bell-buoy lean’.

‘Kant’tekeningen bij lichaamsleun
Bij heel stabiele kano’s is een lichaamsleun in min of meerdere mate noodzakelijk om de kano voldoende geheld te krijgen. Dat is dan ook een van de grote nadelen van kano’s met veel (aanvangs)stabiliteit.
In heel stabiele boten kun je in zekere mate uit je boot hangen zonder dat direct een peddelsteun nodig is. Ook in een tandemkano waarin je partner tegenwicht geeft, kun je flink buitenboord hangen bij het maken van peddelslag. Dit verschijnsel is er mede de reden van dat veel mensen in de veronderstelling zijn dat een lichaamsleun min of meer bij een trekslag ‘hoort’ — zonder te beseffen dat daar behoorlijke nadelen aan zitten, bijvoorbeeld bij het varen in heftige golfslag. Het is het beste als trekslagen zo effectief mogelijk uitgevoerd (kunnen) worden zonder lichaamsleun, om stabiliteitsproblemen in moeilijke situaties te voorkomen.
Een ander verkeerd idee, dat mede het gevolg is van de vaak grote stabiliteit van een kano, is dat een hoge steun in een open kano werkelijk effectief zal zijn tegen omslaan naar je aanzijde (= kant waaraan je peddelt. In een open kano zit/kniel je echter te hoog om daarvoor een werkelijke effectieve hoge steun te kunnen maken. In een kajak werkt dat vaak nog wel, omdat je daar relatief laag zit. Ook in een gesloten kano, waarin je heel laag knielt, gaat het mogelijk nog wel met een (te) lange peddel! Een keer een hoge steun uitvoeren om omslaan naar je aanzijde tegen te gaan in een heel instabiele kano, zal deze misvatting op een natte manier rechtzetten. (Niet forceren a.u.b. in verband met de kans op schouderblessures daarbij!) Met een hoge steun kun je hoogstens een lichte onbalans naar je aanzijde herstellen, maar echt omslaan (naar je aanzijde) kun je beter tegengaan met een lage peddelsteun. Omslaan naar je afzijde (= kant waaraan je niet peddelt) kun je beter tegengaan met een hoge steun.

Leunen en kanokeuze
Het ene kano-ontwerp zal een sterker, en mogelijk een ander vaargedrag vertonen bij helling dan het andere ontwerp. Voor bepaalde doeleinden kan dit zeker een voordeel zijn. Nadeel is echter dat zo’n sterke verandering van vaargedrag ook kan optreden op momenten dat het niet handig is. Wanneer je bijvoorbeeld in golven vaart, kan het gedeelte van de kano dat onder water is sterk varieren en daarmee ook het vaargedrag veranderen. Het is zaak om er bij je kanokeuze goed rekening mee te houden of dat vaargedrag voor jouw doeleinden dan wel het gewenste is.